‘Als bedrijf moet je optimaal inspelen op de kennis over duurzaam verpakken’
In Nederland gaan we steeds meer recyclen. Goed bezig zou je zeggen, maar het kan nog beter. Want lang niet alles kan al gerecycled worden. Ook op het gebied van verpakkingen is nog een wereld te winnen, ziet Chris Bruijnes, directeur van het Kennisinstituut Duurzaam Verpakken (KIDV) in Den Haag.
Het instituut adviseert bedrijven over hun verpakkingen, of zoals Bruijnes het zelf zegt: “Wij zorgen dat het bedrijfsleven op de hoogte blijft van duurzaam verpakken”. Bij veel verpakkingen gaat het recyclen al goed, zoals bij metaal, papier, karton en glas. Maar kunststof is een ander verhaal. “Dat doen we minder lang, dus extra kennis kan de ontwikkelaar van verpakkingen daar wel bij gebruiken”, zegt Bruijnes, die sinds een jaar aan het roer staat van het KIDV.
Kennis over kunststof
Op het bureau in Den Haag werken onafhankelijke verpakkingsexperts. En ze doen veel onderzoek. Dit jaar heeft het KIDV een vrij omvangrijk wetenschappelijk onderzoeksprogramma opgeleverd, vertelt Bruijnes, in samenwerking met TiFN en de U Twente, Groningen Universiteit en de Wageningen Universiteit en TNO. “Daarin hebben we veel kennis opgedaan over kunststof en materialen, over consumentengedrag en bedrijfsvoering.”
Het is essentieel om na te denken over je verpakking, vindt Bruijnes. “Denk vooral logisch na. Kan je met zo min mogelijk verpakking uit de voeten? Is het mogelijk om het recyclebaar te maken? Voorkom ook verspilling met te grote dozen, dat is een typisch verschijnsel van deze tijd.”
Ook maken ze online tools waarbij bedrijven zelf kunnen nagaan hoe circulair hun verpakkingen zijn. Een half jaar geleden bracht het KIDV de ‘Recycle-check’ uit, een tool waarbij je kan nagaan of je vormvaste kunststof verpakking (flacons, trays, of bijvoorbeeld flessen) recyclebaar is. Als je door die check heen komt, kom je in aanmerking voor een lager tarief in je afvalbeheersbijdrage bij het Afvalfonds Verpakkingen.
“Binnenkort maken we ook een Recycle-check voor flexibele kunststof verpakkingen zoals folies”, licht Bruijnes toe. Flexibele verpakkingen als plastic zakken worden slecht gerecycled. Ze zijn lichter en hebben vaak toevoegingen om ze een bepaalde sterkte en beschermende eigenschappen te geven. Daardoor komen ze volgens Bruijnes vaak in een mix van polymeren terecht, waarbij ze óf worden gerecycled, óf de verbrandingsoven in gaan.
Monomaterialen
Kunststof is dus moeilijker te recyclen dan ander materiaal. “Plastic heeft een aantal fantastische eigenschappen”, zegt Bruijnes. “Het is zeer stabiel en langlevend; het heeft allerlei voordelen als verpakkingsmateriaal.” Maar het grote nadeel: als het in de natuur terechtkomt, breekt het niet af.
Plastic heeft een lange ontwikkeling doorgemaakt. Toen de behoefte ontstond om zo min mogelijk materiaal op de markt te brengen, werd plastic dunner en lichter gemaakt, waardoor de samenstelling steeds complexer werd. “Bij voedselverpakkingen van laminaat bijvoorbeeld, worden verschillende lagen op elkaar gelegd om ervoor te zorgen dat de kaas of het vlees vers blijft. Maar dat maakt die verpakking ook complex en daardoor minder goed recyclebaar. Wij onderzoeken hoe we die complexe verpakkingen weer kunnen terugbrengen tot monomaterialen, waardoor de recycling weer wordt gestimuleerd.”
Geen plastic mee naar huis
Bruijnes ziet op dit moment twee grote drijfveren in de kunststoffenwereld: maatschappelijke druk en regelgeving op Europees niveau. “Door de publiciteit rond het onderwerp ontstaat bij consumenten aversie om veel plastic mee naar huis te nemen”, zegt hij. “Mede daardoor is de overheid tot regelgeving overgegaan, ook op Europees niveau.”
Hierdoor krijgen we te maken met richtlijnen die aan eenmalige plastic verpakkingen worden opgelegd. “Want nu gaat het om rietjes en bakjes van plastic, maar straks krijgen overige verpakkingen er mogelijk ook mee te maken. Dan moet je als bedrijf wel iets gedaan hebben aan de recyclability ervan.”
Het zorgt ervoor dat duurzaam verpakken hot is, ziet Bruijnes. “Er is veel aandacht voor, ook in de ontwerp- en de marketingfase.” Het zijn volgens hem grote bedrijven als Coca-Cola en Unilever die grote ambities in de markt leggen. “Die willen closed loop-oplossingen, waarbij alle gebruikte materialen uiteindelijk weer terugkomen in de markt.”
Verder kijken dan de verpakking
Hoe ziet de toekomst van duurzaam verpakken er volgens het KIDV uit? In ieder geval niet alles opgeven wat je tot nu toe deed, denkt Bruijnes. “Je moet altijd zorgen dat je verder kijkt dan de verpakking. Wat doe je met het product dat je verpakt, en welke functionaliteit vervult de verpakking? De verpakkingen in de foodsector hebben tientallen jaren het doel gehad om de versheid en de houdbaarheid van producten te waarborgen. Als je dat vergeet en het anders gaat doen, heb je een hoger risico op voedselverspilling.” Maar dan span je het paard achter de wagen, vindt Bruijnes. “Voedselverspilling heeft nog altijd meer impact op het milieu dan het gebruik van verpakkingsmateriaal om het product te beschermen.”
Hoe moet het dan wel? Je moet zoveel mogelijk verpakkingsafval verwerken in kwalitatief goede stromen, en zo in de keten houden, antwoordt Bruijnes. “Met PET kan dat al goed, bijvoorbeeld bij statiegeldflessen. Maar dat kan nog beter met andere polymeren worden bereikt.”
Daarnaast ziet hij een toekomst in chemische recycling. “Dat is echt in opkomst, daarmee bewerk je kunststof als het ware tot een vorm die je kan afbreken tot de oorspronkelijke bouwstenen. Daar kan je weer nieuwe polymeren en uiteindelijk weer nieuwe producten en verpakkingen van maken.” Het is volgens hem een veelbelovende koers.
Er zijn nog wel uitdagingen voor bedrijven op het gebied van duurzaam verpakken. De eerste speelt zich af op korte termijn: “Je moet ervoor zorgen dat je design past bij de huidige stand van de techniek van afvalsortering en recycling. Je moet weten hoe je verpakkingen na gebruik worden verwerkt. En daarbij moet je bij het ontwerp optimaal inspelen op de kennis die er nu is.”
Op de lange termijn is het volgens de directeur belangrijk om te blijven zoeken naar nieuwe duurzame materialen. “Je blijft daarbij wel zorgvuldig inzamelen en recyclen, maar contaminatie door restmaterialen die in het milieu terechtkomen moet uiteindelijk geen milieuschade opleveren.” Als voorbeeld van een nieuw verpakkingsproduct van hernieuwbare grondstoffen (voornamelijk zetmeel) noemt Bruijnes de eierdoosjes van Kipster. “Die zijn niet van plastic, en ook niet van papier, maar hebben wel een lage CO₂-footprint en kunnen prima vergist, verwerkt, worden. Zo komt er een hele nieuwe generatie verpakkingsproducten die vanuit de hernieuwbaarheid duurzaam zijn, maar helaas nog niet passen in de bestaande recyclingtechnologie en dus naar een andere eindverwerking moeten.”
Evenwicht
Het is belangrijk dat we hier ons ‘stinkende best’ voor doen, zegt Bruijnes. “Je krijgt nooit alle risico’s uit de markt. Het zal altijd zo zijn dat je een afvalstroom overhoudt. Dat zie je ook met plastics: een deel raak je kwijt bij de sortering, de inzameling en bij de recycling zelf. 100 procent recyclebaar bestaat gewoonweg niet.”
“Als westerse consumptiemaatschappij veroorzaken we nou eenmaal vervuiling op allerlei terreinen, bijvoorbeeld door onze manier van wonen, vervoer, en consumeren. Maar we moeten dat in evenwicht houden met wat de aarde aankan.”